Naam: ____________________________________ Groep 3/4/5 Doel 1e blok 2e blok Begrip-A Ik kan hoeveelheden tellen tot 10, door zelf te ordenen. Begrip-B Ik kan getallen tot 10 uitspreken en schrijven. Begrip-C Ik kan tellen, terugtellen en doortellen vanaf een willekeurig getal tot 20. Ook met stappen van 2 en 5. Begrip-D Ik kan hoeveelheden (tot 12) in een keer zien zonder te tellen. Begrip-E Ik kan getallen tot 20 uitspreken en schrijven. Ik kan de getallen plaatsen op de getallenlijn. Begrip-F Ik ken de even- en oneven getallen. Begrip-G Ik kan getallen tot 100 schrijven en uitspreken. Ik ken daarbij de waarde van de cijfers in het getal. Begrip-H Ik kan de getallen tot 100 op een (lege) getallenlijn plaatsen. Begrip-I Ik kan getallen tot 1000 schrijven in een schema en uitspreken. Ik ken de waarde van de cijfers in het getal. Begrip-J Ik kan getallen tot 1000 op een (lege) getallenlijn plaatsen. Begrip-K Ik kan doortellen en terugtellen met stappen van 10 en 100 vanaf een willekeurig getal. De kinderen die de instructie niet hebben hoeven volgen, starten direct met het werken aan hun eigen leerdoelen. De andere kinderen gaan na de instructie aan de slag de verwerking. Verwerken kan op verschillende manieren: • Spellen met hulpbladen • Digitale rekengames voor automatiseringsdoelen (pag. 7) • Kaartspellen (pag. 8-9) • Rekenmateriaal uit de materiaalpakketten (pag. 10) • LDO Rekenwerkbladen (pag. 11) Teken jezelf in 3 fases Welke emotie heb je voor, tijdens en na de les? 1. Pak het hulpblad ‘Teken jezelf in 3 fases’ voor de les begint. 2. In het eerste vakje teken je jezelf vóór de les: Hoe voel je je? Heb je zin in de les? 3. Zet een timer die afgaat halverwege de les, begin daarna met de les. Teken jezelf voor de les Teken jezelf tijdens de les Teken jezelf na de les Let op: het gaat om de emotie, niet om hoe mooi je tekent. Materialen • Hulpblad ‘Teken jezelf in 3 fases’ • Potloden • Time timer Tijdens de les Na de les Voor de les 1. Als de timer afgaat teken je jezelf nog een keer: Is de emotie nog hetzelfde? 2. Is je emotie niet zo blij? Denk na wat je zou kunnen doen om de tekening na de les anders te laten zijn. 1. Na de les tekenen je jezelf voor de derde keer. 2. Maak tweetallen en vertel elkaar kort over je tekeningen. 3. Lever je tekening in als je graag iets met de leerkracht wil bespreken. Groep 3 t/m 8 Evaluatie individueel Vergelijk jezelf met een dier Welk dier ben jij in deze les en waarom? 1. Bekijk de dieren op deze evaluatiekaart. 2. Als je aan deze les denkt, welk dier zou jij dan deze les zijn en waarom? Bespreek dit in tweetallen. Staat jouw dier er niet bij? Welk dier ben jij dan en waarom? 3. Bespreek een paar dieren klassikaal met de leerkracht erbij. Tip voor de leerkracht Ga met de kinderen in gesprek over welke eigenschappen zij bij de dieren vinden passen. Dit kan de kinderen helpen met het maken van de keus. Groep 1 t/m 8 Evaluatie in tweetallen Kies na de les één van de tien evaluatiekaarten. Elke les wordt samen geëvalueerd met behulp van evaluatiekaarten. Deze variëren van individueel tot groepjes, tot klassikaal! De evaluatie is afgestemd op verschillende leeftijden. Einde van het thema? Op verschillende manieren wordt gecheckt of een doel behaald is. Doelen die behaald zijn worden bijgehouden in de leerdoelmonitor en op de persoonlijke doelenlijst: ‘Mijn leerdoelen’. Een volgende keer dat het thema aan bod komt, ga je weer verder waar je gebleven bent. Voorbeeld van speluitleg en hulpblad bij het thema Getalbegrip, deze vind je in de digitale omgeving. 3. Verwerking 4. Toetsing en evaluatie Speel deze bingo met 4 dobbelstenen. Leg de dobbelstenen in een volgorde. Rond daarna af op honderden. Bingo 1100 1200 1300 1400 1500 1600 1700 2100 2200 2300 2400 2500 2600 2700 3100 3200 3300 3400 3500 3600 3700 4100 4200 4300 4400 4500 4600 4700 5100 5200 5300 5400 5500 5600 5700 6100 6200 6300 6400 6500 6600 6700 Materiaal - 5 dobbelstenen - Hulpblad ‘Grote getallenbingo – tienduizenden’ - Pen of potlood Mogelijkheden aantal spelers - 4 spelers Beschrijving 1. Iedere speler krijgt een hulpblad ‘Grote getallenbingo – duizenden’ 2. Speler 1 gooit met 4 dobbelstenen. Deze dobbelstenen legt hij in een willekeurige volgorde. De dobbelstenen vormen nu een groot getal. De speler spreekt dit getal hardop uit. 3. Daarna kijkt de speler naar zijn bingokaart. Welk tienduizendtal zit er het dichts in de buurt? Deze wordt afgekruist. 4. Nu mag de volgende speler. 5. De speler die als eerste een hele rij vol heeft roept ‘Bingo!’ 6. Tip: spelers hebben invloed op hun spel, door de dobbelstenen op de juiste positie te positioneren. Variatie - Speel het spel met 5 dobbelstenen. Gebruik dan het hulpblad ‘Grote getallenbingo – tienduizenden’. Leerdoelen oefenen kan met de rekengames. Verwerkingen met één van de kaartspellen. Leerlingen houden hun eigen ontwikkelingen bij. 5
RkJQdWJsaXNoZXIy MjcxMDk=