Groep 1/2 Elk thema bevat rekendoelen. De rekendoelen staan op grote doelenposters en hang je zichtbaar in de groep. De doelen zijn beschreven in voor kinderen begrijpelijke taal. Alle doelen vanaf groep 3 hebben een unieke naam, bijvoorbeeld Begrip-A en Geld-C, die corresponderen met de rekenmaterialen en de verwerkingsopdrachten. De doelen lopen op in moeilijkheidsgraad. Op de posters van alle jaargroepen vind je een overlap in de doelen. Zo kunnen zwakke en sterke rekenaars ook werken binnen de eigen groep. Doelenposters B Begrip A Begrip C Begrip D Begrip E Begrip F Begrip G Begrip H Begrip I Begrip J Begrip K Begrip L Begrip Groep 3/4/5 Getalbegrip Ik kan hoeveelheden tellen tot 10, door zelf te ordenen. Ik tel zes snoepjes en zoek het getal 6 erbij. Ik kan getallen tot 10 uitspreken en schrijven. Tijdens een getaldictee zegt de juf het gesproken getal ‘zeven’, dit schrijf ik op als 7. Ik kan tellen, terugtellen en doortellen vanaf een willekeurig getal tot 20. Ook met stappen van 2 en 5. Ik tel met sprongen van 2 vanaf het getal 8 > 8 – 10 – 12 – 14 – 16 – 18 – 20. Ik kan hoeveelheden (tot 12) in een keer zien zonder te tellen. Als ik met de dobbelstenen gooi, weet ik direct hoeveel ik heb gegooid. Ik kan getallen tot 20 uitspreken en schrijven. Ik kan de getallen plaatsen op de getallenlijn. Ik kan het getal 19 plaatsen op de getallenlijn. Het ligt links naast de 20. Ik ken de even- en oneven getallen. Aan mijn kant van de straat zijn alleen even huisnummers: 12 – 14 – 16 – 18 – 20. Ik kan getallen tot 100, schrijven en uitspreken. Ik ken daarbij de waarde van de cijfers in het getal. De 7 in het getal 78 staat voor 7 tientallen. Ik schrijf het als achtenzeventig. Ik kan de getallen tot 100 plaatsen op een (lege) getallenlijn. Ik weet dat 48 op de getallenlijn tussen de 40 en de 50 ligt. Maar dichter bij de 50. Ik kan getallen tot 1000 schrijven in een schema en uitspreken. Ik ken de waarde van de cijfers in het getal. Ik schrijf het getal 189 in een H-T-E schema. Het getal 9 staat onder de ‘E’. Ik kan getallen tot 1000 plaatsen op een (lege) getallenlijn. Ik weet dat 775 op de getallenlijn precies tussen de 750 een 800 staat. Ik kan doortellen en terugtellen met stappen van 10 en 100 vanaf een willekeurig getal. Ik tel met sprongen van 10 > 516 – 526 – 536 – 546. Ik kan getallen tot 10.000 uitspreken, schrijven en plaatsen op de (lege) getallenlijn. Ik weet dat 5.600 iets dichter bij de 6.000 ligt dan bij de 5.000. LDO • REKENEN K Begrip I+J Begrip L Begrip M Begrip N Begrip O Begrip P Begrip S Begrip R Begrip T Begrip Groep 6/7/8 Getalbegrip Ik kan getallen tot 1000 schrijven in een schema, plaatsen op de getallenlijn en uitspreken. Ik ken de waarde van de cijfers in het getal. Ik schrijf het getal 189 in een H-T-E schema. Het getal 9 staat onder de ‘E’. Ik kan doortellen en terugtellen met stappen van 10 en 100 vanaf een willekeurig getal. Ik tel met sprongen van 10 > 516 - 526 - 536 - 546. Ik kan getallen tot 10.000 uitspreken, schrijven en plaatsen op de (lege) getallenlijn. Ik weet dat 5.600 iets dichter bij de 6.000 ligt dan bij de 5.000. Ik kan getallen tot 100.000 uitspreken, schrijven en plaatsen op de (lege) getallenlijn. Ik weet dat ik 78.500 kan uitspreken als achtenzeventigduizend vijfhonderd. Ik kan een positieschema lezen en invullen en weet in getallen tot 100.000 de waarde van de cijfers in een getal. Ik maak een TD-D-H-T-E schema, daarin zet ik het getal 45.000. Ik kan doortellen en terugtellen met stappen van 100, 1000 en 10.000. Ik tel met sprongen van 1000 > 13.500 – 14.500 – 15.500 – 16.500. Ik kan getallen tot 1.000.000 uitspreken en schrijven. Ik ken de waarde van de cijfers in het getal en kan de getallen plaatsen op een (lege) getallenlijn. Ik weet dat 451.600 iets dichter bij de 500.000 ligt dan bij de 400.000. Ik kan grote getallen van taal omzetten naar cijfers en andersom. Ik kan komma’s en punten gebruiken om het getal te schrijven. Ik hoor het getal vierentachtigduizend vijfhonderdzestig. Ik schrijf op: 84.560. Ik kan getallen tot 1.000.000.000 uitspreken en schrijven. Ik weet de namen van andere hele grote getallen. Ik weet dat een miljoen zes nullen heeft. Je schrijft het zo: 1.000.000. Ik ken vreemde stelsels van getallen. (land van Okt, Romeinse cijfers en Babylonische getallen) Het Romeinse cijfer XVI betekent 16. LDO • REKENEN Ik kan hardop tellen tot 10 in een ritme, vooruit en achteruit. Ik zing de getallen in een liedje. Ik kan hoeveelheden tot 10 precies tellen door aan te wijzen. Ik tel de kinderen in de kring. Ik kan hoeveelheden tot 10 precies tellen door zelf te ordenen. Ik tel de koekjes uit de trommel, door ze er een voor een uit te halen. Ik weet wat een getal betekent in verschillende situaties. Ik ben 5 jaar oud. Mijn oma woont op nummer 5. Ik weet hoe de cijfers tot 10 eruit zien en kan ze groot schrijven. Ik kan een getal in het groot verven, laten zien op mijn vingers of ik teken stippen. Ik kan kleine hoeveelheden (tot 6) in een keer zeggen, zonder te tellen. Op de dobbelsteen staan 5 stippen. Ik kan schatten voordat ik echt ga tellen en zeggen of iets meer of minder is. Ik denk dat er 6 potloden op tafel liggen. Daarna tel ik het na. Getalbegrip Groep 1/2 LDO • REKENEN Groep 3/4/5 Groep 6/7/8 Alle rekendoelen die kinderen tijdens hun basisschooltijd moeten behalen zijn gemakkelijk in te delen in thema’s. Veel thema’s komen in verschillende bouwen aan bod. Zo ontstaat er een doorgaande lijn in de hele school. In het jaar komen alle thema’s aan bod en er is zelfs ruimte om thema’s te herhalen. Als school kies je voor een structurering van de doelen en thema’s voor 2-jarige groepen of voor 3-jarige groepen. Thema’s per groep Groep 1/2 Groep 5/6 Groep 3/4 Groep 7/8 Groep 1/2 Groep 3/4/5 Groep 6/7/8 Getalbegrip • • • • • • • Getalbewerking • • • • • • • Vermenigvuldigen en verdelen • • • Kommagetallen • Breuken • • Verhoudingen en procenten • • Geld (en kommagetallen) • • • • • • Tijd (tabellen en grafieken) • • • • • • • Meten • • • • • • • 2-jarige groepen 3-jarige groepen Jaarplanning Hier zie je de doorgaande leerlijn van Getalbegrip. 3
RkJQdWJsaXNoZXIy MjcxMDk=